Hoe Petanque Spelen

Petanque

Petanque is een sport!

Petanque is een leuk spel, daarover zal iedereen het eens zijn. Het is echter ook een SPORT.

Een petanquespeler moet een ontspannen houding, soepelheid in zijn bewegingen, kracht en behendigheid, een scherpe blik en zin voor spel en techniek hebben. Hij heeft doorzettingsvermogen nodig bij het oefenen en het aanleren van de juiste bewegingen. Een petanquespeler zal zoeken naar het hoogste  rendement van zijn bewegingen en zijn spelhouding.

Ontstaan

Geschiedenis

Jeu de boules werden al in gymnasia beoefend door de Grieken, die ze als een gezonde oefening beschouwen. Voor hen was jeu de boules enkel een krachtsport. De Romeinen maakten er vervolgens een behendigheidsspel van.

Deze laatsten hebben ons dus vooral de plezierige kant van het spel bijgebracht. In de middeleeuwen was het erg populair, maar in de loop van de volgende eeuwen verdween het en werd het alleen nog gespeeld in de streken waar het oorspronkelijk vandaan kwam. Pas na de Tweede Wereldoorlog hebben de jeu de boules, net als vele andere takken van sport en vormen van vrijetijdsbesteding, mensen van alle leeftijden aangetrokken. En van alle spelen heeft pétanque zich, in Frankrijk, het snelst ontwikkeld.

Sinds 1945 wordt pétanque ook buiten de Provence weer gespeeld. Het heeft zich over heel Frankrijk verspreid. Eerst voorzichtig, daarna als een vloedgolf.

We kennen de geschiedenis van de ontwikkeling van de jeu de boules niet precies. Het is echter wel zeker dat van alle vormen van jeu de boules die er nu nog zijn pétanque de jongste is.

We weten niets over de afmetingen van de boules in de oudheid, behalve dan dat ze erg groot moeten zijn geweest. De eerste boules, die in de modernere spelvormen werden gebruikt, waren van hout. Later werden ze met spijkertjes beslagen en na 1945 werden de metalen boules, die we nu nog kennen, ingevoerd.

In de oudheid nam men een aanloop om de boules weg te werpen. In een bescheiden vorm is deze aanloop bewaard gebleven bij lyonnaise en jeu provencal. Bij pétanque is de aanloop niet toegestaan, wat zijn oorzaak zou vinden in het volgende: in de Provence leefden eens twee broers die vaak jeu de boules speelden. Een van hen werd na een ongeluk verlamd aan zijn benen en kwijnde weg in zijn rolstoel. De andere ging door met spelen. Om zijn broer een plezier te doen stelde hij hem op een dag voor om een partij te spelen zonder aanloop en met kleinere speelafstanden. Het bleek erg interessant en spannend. Zo werd pétanque geboren.

Geschiedenis in België

De B.P.F. (Belgische Petanque Federatie) werd opgericht in 1956. Het merendeel van de clubs was gelegen in Brussel en Wallonië. 

Een eerste Vlaamse club ‘Coninxdonck’ werd gesticht in 1960. 

Op 18 april 1978 werd de Vlaamse Liga ter Bevordering van de Petanquesport (V.L.P.S.) opgericht. Beheerders waren toen Van Craeyvelt Leo – Mortier Guido – Vanmol Sylvain. De V.L.P.S. had in vijf provincies aangesloten leden. 

Bij het ontstaan van de Vlaamse regering, werd in navolging van het decreet, de Belgische Petanque Federatie gesplitst in een Vlaamse en een Waalse federatie. Dit betekende het begin van de V.L.P.S. De federatie werd meteen erkend door het toenmalige Bloso (nu Sport Vlaanderen). 

Sinds november 2003 betrekt de federatie een bureel in het Huis van de Sport in Gent en werd het omgedoopt tot Petanque Federatie Vlaanderen vzw (PFV).

Spelregels

Onze spelregels

Petanque wordt gespeeld door twee ploegen, die proberen hun ballen zo dicht mogelijk bij een doelkogeltje of cochonnet (het kleine houten balletje dat als doel geldt) te krijgen. Een ploeg bestaat uit één, twee of drie personen.

Wordt er gespeeld met twee ploegen van drie personen (triplet), dan heeft iedere speler twee ballen. Bij twee ploegen van twee personen (doublet) zijn het er drie. Spelen twee personen tegen elkaar (tête àtête), dan heeft iedere speler ook drie ballen. Deze ballen moeten aan bepaalde eisen voldoen. De diameter van een bal mag niet groter zijn dan 80 mm en niet kleiner dan 70,5 mm. Het gewicht moet tussen 650 gram en 800 gram liggen. De cochonnet heeft een maximale diameter van 35 mm en mag niet kleiner zijn dan 25 mm.

Door het opgooien van een muntstuk wordt bepaald welke ploeg begint. Eén van de spelers van deze ploeg kiest de plaats vanwaar gegooid zal worden. Op de grond tekent hij een cirkel, of gebruikt hij/zij een hiervoor ontworpen cirkel, die niet groter mag zijn dan 50 cm en niet kleiner mag zijn dan 35 cm doorsnee. Alle spelers werpen vanuit deze cirkel. De voeten blijven tijdens het spelen van de bal altijd binnen de cirkel.

De winnaar van de toss werpt nu de cochonnet. Het moet blijven liggen op minstens 6 meter en ten hoogste 10 meter van de cirkel. De cochonnet mag nooit in de buurt van een obstakel liggen.

Bij petanque moet je proberen om je ballen dichter bij de houten cochonnet te plaatsen dan de ballen van de tegenstander.

Ligt de cochonnet op een goede plaats, dan gooit de eerste speler of een ploeggenoot de eerste bal zo dicht mogelijk bij de cochonnet. Dit plaatsen van een bal heet “pointeren”.

Vervolgens is het de beurt van de tegenpartij om een bal dichter bij de cochonnet te krijgen.

Het is toegelaten om de bal van de tegenpartij weg te stoten. Het wegstoten van een bal, of van de cochonnet heet “tireren”. Blijft de geworpen bal liggen op de plaats van de weggestoten bal, dan heet dat een “carreau”.

De ploeg waarvan een bal het dichtst bij de cochonnet ligt, heeft de leiding. De ploeg die de leiding niet heeft, moet proberen een bal dichterbij de cochonnet te krijgen. Lukt dat, dan is de andere partij terug aan de beurt. Heeft een ploeg geen ballen meer, dan maakt de andere ploeg de ronde (mène) af en probeert daarbij nog meer ballen dicht bij de cochonnet te krijgen. Voor elke bal die een team dichterbij geplaatst heeft dan de tegenpartij, scoort het een punt. Per werpronde of mène kan een team dus maximaal 6 punten scoren.

Na het einde van de mène gooit het winnende team opnieuw het cochonnet en begint er een nieuwe ronde. Het team dat na verschillende mènes als eerste 13 punten scoort, wint de partij.

Aanleggen petanquebaan

De vereiste afmetingen van een petanquebaan zijn:

  • Voor wereld- en internationale kampioenschappen: 4 meter op 15 meter
  • Andere: 3 meter op 12 meter

Leg een petanquebaan aan in drie stappen:

  1. Voor het aanleggen van een petanque-terrein heb je een stevige ondergrond nodig. Indien je niet beschikt over een goede ondergrond, deze niet stevig genoeg is, of er staat eventueel water op de ondergrond, legt men een laag van ongeveer 30 centimeter steenslag of ijzerslakken. Deze hoeft niet volledig vlak te zijn.

  2. Leg hierop een laag dolomiet (5/15mm) van tenminste 5cm dik. Deze laag wordt vervolgens bespoten met water en dient gelijk gerold te worden.

  3. De eindlaag bestaat uit drie centimeter dolomiet (0/5mm). Ook deze laag dient met water bespoten te worden en gerold te worden. Na deze bewerking (spuiten en rollen) een drietal keer te herhalen, is de petanquebaan klaar. Zorg dat het petanqueterrein hard genoeg ligt.

Belangrijk:
Er mogen gerust oneffenheden zijn in een petanqueterrein. Het terrein mag niet/ of zo weinig als mogelijk afhellen.

Petanqueterreinen kunnen naast of achter elkaar aangelegd worden. Een tussenruimte van ongeveer 50 centimeter is ideaal.

Schrijf je in voor de laatste nieuwtjes!